Het was een frisse - een graad of vijf, zes - en een bewolkte, regenachtige zondagmorgen toen we in een groep met circa 15 deelnemers vertrokken van de Zandvoortselaan. We gingen voor een rondje 'onderlangs/bovenover'. Langs de kanalen, om het Museumduin heen en dan de duintop op. In het eerste uur regende het heel lichtjes, later werd het droger. Kees, Huib en André waren de gidsen.
Er werd veel naar vogels gekeken op deze wandeling: de wintergasten - vogels die in het Noorden van Europa broeden en hier overwinteren - waren al gearriveerd. Maar ook andere gevleugelden trokken de aandacht. Bij de brug over het Noordoosterkanaal vlogen twee aalscholvers weg. Er zwommen kuifeenden en twee dodaars.
Bij het watervalletje in het Barnaartkanaal - altijd even kijken of er geen waterspreeuw zit - stond een grote zilverreiger te wachten op een langszwemmende vis. Het gaat goed met de zilverreigers. We zien ze steeds meer in de polders van Zuid-Kennemerland maar nu ook al in het duingebied.
Aan de oostkant van het Van der Vlietkanaal zagen we de eerste grote zaagbekken. Drie vrouwelijke exemplaren zwommen van ons weg. Bij de abelen stond uitgebloeid wild kattenkruid, een verwilderde tuinplant die in de bloeiperiode veel nectar geeft voor insecten.
In het tweede stuk van het kanaal zagen we naast de kuifeenden ook het mannetje van de grote zaagbek. Verder nog een slobeend. Het hoge geluid van het mannetje wintertaling was duidelijk hoorbaar en even later zagen we ze zwemmen tussen de wilgentakken die in het water hingen. Ook met de wintertaling, een klein maar fraaigekleurde eend, gaat het de laatste jaren goed: we zien ze op steeds meer plekken.
Waaraan herken je een boom in de winter: aan de knoppen. Niet alleen de kleur maar ook de stand aan de tak verraadt met welke boom je te maken hebt. De jongste deelneemster deze ochtend zag toch nog de vruchten van de esdoorn hangen. De groene kleur van de knoppen (kruislings/tegenovergesteld) bevestigde haar waarneming.
Kees vertelde over de zwarte magie van de vlier, die naast de esdoorn stond. Toverkollen zitten vaak in deze struik: omhakken kan ze boosaardig maken. Zelfs als je ze snoeit moet je eigenlijk je excuses maken. 'Auld gyal, gimmi some of thy wood and I will give some of mine when I grow into a tree’ is een Ierse volkspreuk wanneer je een tak afneemt van de vlierstruik. Naast het hout wordt ook de bloesem, de bessen en zelfs het merg uit de takken gebruikt.
Ondanks de vorst eerder deze week zagen we toch nog wat paddenstoelen: een mosklokje en een bovist, en op een tak het witte oorzwammetje. En natuurlijk de 'decemberpaddenstoel': de gele trilzwam op een eikentak. De berkendoder, de dennenvlamhoed en het plooivlieswaaiertje wist André te determineren.
Onderaan het Museumduin werd naast het verhaal over de zeeden ook het verhaal verteld over de opslag van kunstwerken in de bunkers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Langs het pad aan de overkant vloog een groepje staartmezen. We liepen achter het Museumduin langs de 34 meter hoge Pollenberg op. Huib vertelde bovenaan over de verschillende landschapstypen die de Waterleidingduinen (en Zuid-Kennemerland) zo mooi maken. Kees vertelde over de vele dennenbomen die omgewaaid zijn in de zomerstorm van 25 juli 2015.
De terugweg liep langs een fraaie stuifkuil en een exclosure - een uitgerasterd stuk duingebied om kwetsbare planten te beschermen. Dat er nog steeds veel begrazing is, zie je aan bijvoorbeeld het rendiermos. Klein buiten en fors binnen de afrastering.
Stevig doorstappend bereikten we na ruim 2 uur wandelen (precies 5,5km) weer de brug over het Noordoosterkanaal, waar de jongste deelneemster de ijsvogel zag zitten. Een mooie afsluiting van een leuke wandeling.